'ONZE BELANGRIJKSTE OPGAVE: EEN THUISGEVOEL CREËREN'

27 juni 2019

Sommige gevoelens zijn universeel. Zoals de behoefte om ‘gezien te worden’ en je ergens thuis te voelen. Als ontwikkelaar en belegger heeft Amvest de unieke kans om daar letterlijk vorm aan te geven. Een belangrijke opdracht en een grote verantwoordelijkheid, vindt Heleen Aarts, CEO van Amvest.

 

Wereldwijd is er sprake van een grote trek naar stedelijke gebieden. Alleen al in Nederland zijn er tot 2030 1 miljoen woningen nodig. Niet iedereen wil in de stad wonen, dus een deel van de nieuwbouw komt in landelijke gebieden en dorpen.  Maar daarnaast is er een groeiend aantal mensen dat graag in steden wil wonen, dicht bij voorzieningen. Veelal gaat het om 1- en 2-persoonshuishouden. Dat zijn niet alleen jonge mensen aan het begin van hun wooncarrière, maar ook mensen boven de 65 jaar. Dit zijn bij uitstek groepen die graag willen huren.

Dat vraagt niet alleen om meer, maar ook om andere woningen. Verdichting en grotere woongebouwen gaan samen met aandacht voor de leefomgeving, want de aanwezigheid van zoveel mensen op een beperkt oppervlak stelt steden, ontwikkelaars en lange termijn investeerders voor grote uitdagingen.

Die trends bieden kansen voor een ontwikkelaar en belegger met oog voor de basisbehoeften van mensen en de ambitie om een thuisgevoel te creëren voor haar huurders. Heleen Aarts volgt de ontwikkelingen dan ook met veel interesse.

‘Om in de stad te kunnen wonen, zijn veel mensen bereid genoegen te nemen met een kleiner appartement. Ze beschouwen hun gebouw en de stad steeds meer als hun woonkamer in plaats van alleen de vier muren van hun woning. Dat vraagt om andere woonconcepten met aandacht voor services en voorzieningen. Om de groeiende vraag naar betaalbare woningen op te vangen, wordt momenteel veel hoogbouw ontwikkeld met veel aandacht voor gemak en ontmoeting. Wij vinden het belangrijk dat die voorzieningen en services niet alleen zijn weggelegd voor de happy few. Modern stedelijk wonen moet voor iedereen bereikbaar zijn.’

Thuisgevoel

De belangrijkste opgave voor de toekomst is volgens Heleen Aarts: een thuisgevoel creëren voor de bewoners, zowel kopers als huurders. ‘Eenzaamheid bijvoorbeeld is in deze tijd een serieus aandachtspunt, zowel bij jongeren als bij ouderen. Met name bij eenpersoonshuishoudens ligt eenzaamheid op de loer. In de stad en in grote gebouwen speelt dit zeker een rol. Maar je hoeft niet eenzaam te zijn om behoefte te hebben aan verbinding en contact. Je verbonden voelen met een stad, een gebouw of met mensen is een algemeen menselijke behoefte. Connectiviteit en ergens bij horen is iets wat ons gelukkig maakt en ook een positief effect heeft op onze gezondheid.

Dat zit hem overigens niet alleen in een goede woning, maar ook in een fijne omgeving. Daarom bouwen we actief aan community’s. Door gedeelde voorzieningen en apps die ontmoeting ondersteunen, zorg je dat er reuring ontstaat en dat mensen elkaar kunnen vinden voor een potje tafelvoetbal of samen koken.’

Hoe vertaal je die overtuiging in stenen?

‘Door veel aandacht te besteden aan de inrichting en de programmering van gebouwen. Neem de Startmotor in Rotterdam Zuid, een complex met 580 kleine appartementen voor starters en veel gemeenschappelijke ruimtes. Om de menselijke maat te behouden, is het complex verdeeld in compartimenten. De bewoners krijgen ondersteuning bij hun eerste stappen op de woningmarkt. Als tegenprestatie moeten ze iets terugdoen voor de wijk, bijvoorbeeld wandelen met ouderen of computerles geven. Inzetten op passie en talent leidt vaak tot plezierige ontmoetingen.

Een ander voorbeeld is het KJ Plein in Den Haag, twee nieuwe woontorens met  circa 400 appartementen die Amvest met Synchroon realiseert bovenop Den Haag CS. Hier beschikken de bewoners straks over een fietsenwerkplaats, een ruimte voor feestjes, een grote keuken, gastenkamers en gedeelde werkplekken. Ook zijn er bijzondere nieuwe woonconcepten, zoals de vriendenwoning. Hierbij heeft ieder een eigen slaapkamer en badkamer, terwijl woonkamer en keuken gedeeld worden. Deze mix van betaalbaarheid en gezelligheid spreekt verschillende doelgroepen aan.’

 

“De Startmotor in Rotterdam functioneert als een gemeenschap waar jongeren samen leven met veel faciliteiten, en biedt hulp en ondersteuning daar waar nodig”.

Werkt die aanpak alleen in gebouwen?

‘Nee, ook in gebieden. Zo heeft het gebouw Jonas op IJburg in Amsterdam een belangrijke gebiedsfunctie voor de buurt doordat sommige voorzieningen, zoals de gemeenschappelijke huiskamer, ook bedoeld zijn voor de bewoners van de naastgelegen gebouwen.

En dan is er nog SPOT, de nieuwste woon-werkwijk in Amsterdam Zuidoost. Hier gaan wij op gebiedsniveau allerlei activiteiten ontwikkelen om te zorgen dat mensen elkaar ontmoeten, bewegen en samen activiteiten ontplooien. Zo ontstaat een grote community, een buurt waarin mensen elkaar kennen en zich verbonden voelen.

Onlangs ben je met een team van Amvest op studiereis naar de VS gegaan voor inspiratie. Wat kunnen wij van de Amerikaanse aanpak leren?

‘De nadruk op hospitality. Gastvrijheid is daar een belangrijke waarde die overal in verweven zit. Iedereen vindt het fijn als je direct bij binnenkomst op een vriendelijke en persoonlijke wijze welkom wordt geheten en wordt geholpen. Dat zijn wij minder gewend in woongebouwen. In Nederland vinden wij een huismeester al een spannende aangelegenheid, maar in de VS lopen er in elk complex mensen rond die fulltime met de huurders bezig zijn. De community manager is de spil van een gebouw. Iemand die actief het contact bevordert en op mensen afstapt om te vragen hoe het gaat en of ze ’s avonds meedoen met de yogales. Dat vind ik waardevol. Iedereen vindt het fijn om zich welkom te voelen en gezien te worden. Ook de service gaat daar heel ver. Er is steeds vaker sprake van een hotelachtig gebruik van woningen, inclusief opgemaakte bedden en een gevulde ijskast. Het is interessant om te kijken of en in hoeverre zo’n aanpak hier ook aan kan slaan.’

Over welk idee ben je het meest enthousiast?

‘Wat ik zelf heel sympathiek vond, was een app waarop mensen kunnen aangeven waar ze goed in zijn. De een kan bijvoorbeeld programmeren, terwijl een ander heerlijke taarten kan bakken. Dat biedt mogelijkheden om iets voor elkaar te betekenen. Een app kan dit naar boven halen en de community manager moet de ontmoeting dan wel actief programmeren en dat blijven doen. Een app kan daarbij behulpzaam zijn, maar de persoonlijke ontmoeting is en blijft cruciaal. Het creëren van een thuisgevoel vraagt om een team dat activiteiten organiseert zoals een pub quiz, een informatieavond of kookclub. Je moet zorgen dat je een levendige omgeving creëert die zo plezierig is dat mensen er niet weg willen.’

Wat was de grootste verrassing?

‘Dat heel veel bewoners, soms wel 70 procent, een hond hebben. Dat heeft veel impact. Veel gebouwen hebben een hondencrèche, een trimsalon of een uitlaatservice. Of dat naar ons komt overwaaien is de vraag, maar het is wel belangrijk om erover na te denken hoe je je huurders daarin zou kunnen ontzorgen.’

 
Wat is het belangrijkste dat deze reis heeft opgeleverd?

‘We zijn met heel veel energie teruggekomen. Doordat we letterlijk en figuurlijk samen een reis gemaakt hebben, beschikken we nu over een gezamenlijk verhaal en een gezamenlijke taal. Dat is winst. Maar het belangrijkste vind ik dat we bevestigd zijn in de koers die we ingezet hadden. Met onze keuze voor gebiedsgerichte investeringen en integrale concepten die draaien om ontmoeting, verbinding en service hebben we echt een belangrijk thema te pakken. Wat ook duidelijk is geworden: dat doe je niet ‘zomaar even’. Concepten goed doordenken en maatregelen consequent doorvoeren is een must. Alles staat of valt met het team: dat moet er vol voor gaan. Je moet het goed doen – of helemaal niet. ‘Een beetje’ heeft geen zin; dat gaat niet vliegen.’